Meester Geoffrey.nl - Onderwijsschatkist op het internet

De middeleeuwen

Het Christendom rukt op
In het jaar 476 na Christus viel het West-Romeinse Rijk door toedoen van de Germanen. Deze hadden nu de macht in Europa, maar hadden totaal geen ervaring met het besturen van zo'n groot rijk. De pracht en praal van de Romeinen verpauperde daardoor, en de periode van de Middeleeuwen, die zo'n duizend jaar zou duren, was begonnen.

De Germanen kon je ruwweg verdelen in twee groepen. Zij die zich tot in de kern van het Romeinse Rijk vestigden, werden erg geromaniseerd en werden Romaans. De Germanen aan de rand van het Rijk bleven Germaans. De scheiding tussen beide groepen lag ongeveer in de lijn tussen Boulogne en Keulen, oftewel: de taalgrens tussen Vlaanderen en Wallonië.

In Nederland vestigden zich langs de kust Friezen, in het zuiden Franken, en in het oosten Saksen. De Franken zijn meer Romaans, en zij maken als eerste kennis met het Christendom. Dat gebeurt door toedoen van de Frankische leider Hlodewech, ook wel Clovis genoemd. Dit is een leider die heel erg gefascineerd is door de Romeinen, en ook heel graag Caesar wil zijn. Maar dat ligt bij de Germanen een beetje gevoelig, dus noemt hij zich Rex, wat 'koning' betekent. Clovis gaat over tot het Christendom. Niet omdat hij ineens het licht heeft gezien, maar omdat hij zijn land naar het Christelijke zuiden van Frankrijk wil uitbreiden. Hij wil dus geaccepteerd worden. Dat heet opportunisme. En als de koning iets aanneemt, volgt het volk snel: de Franken werden Christelijk. Dit gebeurd allemaal rond het jaar 500.




De Friezen
De Friezen woonden in die tijd langs de kust en waren zeevaarders. Ze ontwikkelden zich tot koopvaarders, en kwamen ook in Brittanica, dat nu Engeland heette. Daar kochten ze wol, waar laken (een stevige wollen stof) van gemaakt werd. Uit Scandinavië haalden de Friezen bont en hars. Gecombineerd met houtskool kon je daar pek van maken, en dat kon je gebruiken voor schepen. Ook honing kwam uit Scandinavië, en daar werd suiker en was van gemaakt. Ook voeren de Friezen naar de Baltische staten, waar ze slaven haalden. Dit waren in de regel krijgsgevangenen, of mensen met veel schulden die uiteindelijk zichzelf moesten verkopen. De overige plaatsen waar ook regelmatig gehandeld werd waren Solingen, de Moezel en Luxemburg, waar respectievelijk bestek, wijn en glas gehaald werd. In Dorestad sloegen de Friezen hun eigen munten en werden erg rijk.

Kerstening van de Friezen en Saksen
Koning Dagobert was de Frankische opvolger van Clovis. hij zag wel wat in de Friezen en stuurde missionarissen naar Holland. De Friezen wezen het christendom resoluut af. Maar rond het jaar 700 accepteerden de Friezen uiteindelijk toch het christendom door toedoen van de Engelse prediker Willibrord.

De Saksen zijn uiteindelijk rond 800 christelijk geworden. Daar moest nogal wat dwang aan te pas komen. De Frankische vorst, die inmiddels heel Nederland in handen had, stelde hen voor de volgende keuze: "Of je laat je dopen, of je kop gaat eraf!" Er waren 5000 Saksen die alsnog weigerden, en deze werden onthoofd.

Er waren dus drie methodes van kerstening in Nederlands: opportunisme, overtuiging en dwang. Dit is een patroon dat je vaker ziet in de geschiedenis, bijvoorbeeld in de voormalig communistische landen.




Karel de Grote
In die tijd, rond 800, regeerde Karel de Grote (742 - 814) over het Frankische Rijk. Hij was de zoon van Pepijn de Korte. Pepijn was de hofmeier (assistent) van een Frankische koning, die een nietsnut was. Uiteindelijk heeft Pepijn hem afgezet en in een klooster opgesloten, en zo is hij koning geworden. De Karolingische dysnastie begint.

Karel is een buitenechtelijk kind, en heeft dus geen aanspraak op de troon. Maar al snel zet hij zijn halfbroer en eerste troonopvolger aan de kant en claimt zo het recht op de troon. Als hij 26 jaar is overlijdt Pepijn, en wordt Karel koning der Franken. Hij heeft geen hoofdstad, maar reist rond in zijn rijk. Hij ziet dus veel van wat er in het land speelt, wat militair de sterke en zwakke plekken in zijn rijk zijn en waar bijvoorbeeld landbouw en mijnbouw bedreven kan worden. Karel draagt de kloosters op om hun tuinen in vier stukken te verdelen: keukenkruiden, geneeskrachtige kruiden, kleurstoffen en bloemen.

Klik op het plaatje om te vergroten.
Ook het geldsysteem wordt door Karel aangepakt. Hij introduceerd het libra-solidus-dinarius systeem, oftewel: pond-schelling-penning. Deze munten worden door heel het rijk gebruikt. In zekere zin kun je dus stellen dat Karel de grondlegger van een verenigd Europa is. Op de kaart hiernaast kun je ook zien welke delen van Europa Karel in zijn macht had: de groene delen stonden uiteindelijk allemaal onder zijn invloed.

De Paus in Rome had veel last van Lombardije. Karel verovert dat gebied en wint daarmee de dankbaarheid van de Paus. Deze kroont Karel in het jaar 800 tot Keizer. Zo heeft Europa weer een grootmacht, met een nieuwe keizer: Karel de Grote.




De Karolingische Rennaissance
Karel raakte geïmponeerd door de resten van het Romeinse Rijk, die hij in Lombardije aantrof. Hij wilde deze graag bewaren en heeft vele Romeinse geschriften en bouwwerken gered. Dit noemt men de Karolingische Rennaissance. Ook liet hij het Frankische schrift, dat moeilijk leesbaar was, saneren met het Romeinse schrift. Zelf was de keizer analfabeet. Zijn handtekening werd dan ook door anderen geschreven. Hij hoefde dan alleen nog het vinkje in het midden te zetten om het rechtsgeldig te maken.

Over Karel de Grote gaan heel veel heldenverhalen de rondte. Zo zou zijn lengte maar liefst 7 voet bedragen. Tegenwoordig komt zo'n lengte overeen met 2.10m, maar toentertijd was het de gewoonte om je eigen voet als maatstaf te nemen. En als je je eigen (blote) voet opmeet, zul je merken dat iedereen zo'n beetje 7 keer zijn eigen voet lang is. Verder was Karel ook helemaal geen lieverdje. Hij was degene die in het jaar 800 de Saksen dwong zich te kerstenen. De weigeraars liet hij zonder pardon onthoofden.

In Italië kocht Karel een mooie sarcofaag voor zichzelf. Toen hij in 814 overleed, werd hij vereerd als een heilige. Maar 150 jaar later wilde men hem herbegraven, omdat een sarcofaag heidens was. Veel mensen profiteerden daarvan om een stukje van zijn skelet als 'souvenir' mee te jatten. Zo kwam Karel eigenlijk overal en nergens terecht. In de Grote Kerk van Aken is hij uiteindelijk begraven, voor zover aanwezig.




Het leenstelsel
Eén van de belangrijkste dingen die Karel ingevoerd had was het leenstelsel. Om zijn rijk beter te kunnen besturen, had Karel zijn rijk opgedeeld in leengebieden, die bestuurd werden door graven, hertogen of bisschoppen. Dat moest ook wel, want zijn rijk werd aan alle kanten bedreigt door vikingen uit het westen, moslims uit het zuiden en steppenvolken uit het oosten. Deze bestuurders werden leenheren of vazallen genoemd.

Als je iets uitleent, blijf jij zelf de eigenaar. Maar hoe langer je iets uitleent, hoe minder aanspraak je erop hebt. Het leen gaat over van vader op zoon, en de graven en hertogen gaan zich gedragen alsof zij de baas zijn, en alsof zij zelf een dynastie zijn. Vandaar ook dat kinderen vroeger alle graven op school uit het hoofd moesten leren. In een bisdom is de band met de vorst steviger. De opvolging is geen familieaangelegenheid, want bischoppen mogen niet trouwen. Hij wordt dan ook benoemd door de keizer.

In ons land werd Utrecht bestuurd door een bisschop, en wordt erg machtig. De keizer benoemt ook liever bisschoppen dan hertogen of graven, dus laat hij de bisdommen ook flink groeien. In die tijd was Utrecht zo groot als half Nederland. Maar de Paus komt in opstand tegen dit beleid: hij wil zelf de bisschoppen benoemen in plaats van de keizer. Zo ontstaat de investituurstrijd, de strijd tussen kerk en staat. Zolang de koning of keizer de bisschoppen benoemt groeien de bisdommen. Vanaf 1122 gaat de Paus ze benoemen en verliest Utrecht terrein.




De opvolgers van Karel de Grote
Karel overlijdt in 814 en wordt opgevolgd door zijn zoon Lodewijk de Vrome. Een paar decennia lang is het relatief rustig in het rijk, tot Lodewijk in 840 sterft. Zijn drie zoons vechten om de erfenis. Een strijd die drie jaar duurt. In 843 wordt een compromis gesloten: het rijk wordt verdeeld. Dat gebeurt als volgt:
  • Het westelijk deel (het gebied van Frankrijk) is voor Karel de Kale
  • Het oostelijk deel (Duitsland) voor Lodewijk de Duitser
  • Het Middenrijk (zich uitstrekkend van de Wadden tot Lombardije) gaat naar Lotharius

    Het Middenrijk is niet echt een politieke eenheid en houdt geen stand. Het zuidelijk deel (Noord-Italië) wordt bij het Duitse rijk ingelijfd en het midden (Bourgondië) gaat naar Frankrijk. Om de Benelux wordt gevochten. De keizerskroon, die het Middenrijk toebehoorde, verdwijnt in de kast en pas veel later komt deze in het Duitse rijk. Dit rijk gaat in de middeleeuwen het Heilige Roomse Rijk heten.

    In het jaar 925 worden de lage landen toegevoegd aan het Duitse Rijk, met de Schelde als grens. Dat is ook een verklaring voor de taalgrens in België. Tot 1555 hoorde ons gebied bij het Duitse rijk.




    De opkomst van Holland
    Rond het jaar 1000 werd West-Europa geteisterd door uitdroging. De Veluwe werd een woestijn. Maar wat voor de boeren op de Veluwe een ramp was, was voor de mensen in Holland een zegen. De moerassen waar Holland om bekend stond droogden op en werden veengrond: landbouwgebied bij uitstek! Veel boeren van de Veluwe vertrokken naar Holland, en Holland werd als gebied interessanter.

    Holland werd bestuurd door graven. Deze graven woonden in Leiden, maar hun administratie was in Egmond. De lijn Leiden-Egmond werd de ruggegraat van Holland.

    Uiteindelijk zou Holland het belangrijkste gewest van het land worden, en de graven van Holland zouden een grote rol gaan spelen in de politiek. Het volgende deel in de geschiedenis-serie gaat over drie van deze graven: Dirk III, Willem II en Floris V. Wie dat waren? Dat kun je lezen in Graven van Holland.




  • Copyright ©2003-2024